
Vanmiddag fröbelde ik volgens – een sinds vorig jaar beladen  – traditie (en dus geheel therapeutisch) de kerstkrans in elkaar. Ik werd dit jaar geïnspireerd door alle minimalistische en strakke eucalyptuskransen op een metalen ring die ik overal voorbij zag komen. Zo eentje, c.q. een afgeleide daarvan, zou het gaan worden dit jaar.
Ik ging op zoek naar zo een metalen ring; ik kon er nergens eentje vinden. Dus ging ik over op plan B en gebruike voor de basis van de krans 3mm dik ijzerdraad, waarvan ik 5 meter tot een driedubbele cirkel draaide en onder en boven met de uiteinden van de draad vastzette. Bij mijn favoriete bloemist kocht ik een bosje eucalyptus, een tak of wat pinus en voor de zekerheid nog een handvol groene kerstige takken.

Ik draaide de eucalyptus om de krans en zette de takjes vast met kleine stukjes ijzerdraad. Daarna vulde ik de krans aan de voorkant op met de pinus. Dat zou ‘m moeten zijn. Ik bekeek het geheel van een afstandje en fronste. Ik bedacht me op dat moment dat mijn moeder het een armoedige, schrale en armetierige bedoeling gevonden zou hebben (niks aan, dooie boel, kale struuk, skrale groene takken, geen sjeu aan).

Ik was het overduidelijk met haar eens en prutste de rest van de pinus en ook de groene takken nog fijn tussen het geheel aan takkenbossen door. Om het feest compleet te maken zette ik onderin de krans zes groepjes gekleurde en beglitterde kerstballen (ik kocht ze – ooit – bij de Hema en de Aldi) met visdraad vast, reeg een snoer warm witte lichtjes door het groen en strikte ‘m af met een stuk goudgeel lint.

Toen ik het vlechtwerk nogmaals van een afstandje bekeek, zag ik dat het zo meer dan dikke prima was. Op de paarse voordeur d’r mee.
Intens verdrietig om wat niet meer is en nooit meer zal zijn. Bovenal uitzonderlijk dankbaar voor alles wat was en altijd zal blijven. Deze uitbundige kerstkrans is voor jou lieve mama Selly.

