Op de laatste zaterdag van september nam ik deze foto. Onze entree werd die middag door het frisse licht flink in het zonnetje gezet. Ook de geur van een vleugje herfst deed me terugdenken aan het vroege najaar van 2007. Remon en ik stonden een beetje nerveus voor deze voordeur van dit huis aan het Emmaplein in Leeuwarden. Het huis uit 1911, dat ik sinds mijn jeugd bewonder – ik groeide op in deze buurt-, stond te koop en wij gingen het bezichtigen. Ik keek destijds naar de framboos kleurige glas in lood ramen, de bewerkte voordeur (toen nog beige) en de stenen brievenbus in de muur. Ik trok aan de knop van de bel en spiekte voorzichtig door het luikje in de voordeur naar binnen. Mijn hart maakte een sprongetje toen ik de marmeren vloer, de met geel glas omlijste vestibuledeuren en de bewerkte trapleuning opmerkte. Allemaal nog in de originele staat, wat een fijne binnenkomer!
Om een tamelijk lang en vrij ingewikkeld verhaal kort te maken: we kochten – een aantal bezichtigingen verder en een hoop gepieker, gereken en gepingel later – het zeer gedateerde huis. We sloopten al het lelijks eruit, verfden de hele basis – uitgevoerd in 50 tinten bruin en beige – wit en klusten het in de loop van de jaren om tot een fris, vrolijk en kleurrijk thuis. Zo ook de binnenkomer.
De originele bouwtekening van het huis speurden we via het gemeentearchief op en pronkt in een lijstje in de vestibule. Hier parkeren we sleutels, jassen, schoenen en tassen. De voordeur verfde ik passend bij de glas in lood ramen ‘framboos’. De muren, de vloer en al het houtwerk lakten we witter dan wit. De vloerbedekking op de trap is een gevalletje compromis. Die trap moe(s)t vanzelf ook wit. Op klusavond 176 prutste ik met een plamuurmes centimeter voor centimeter de lijmresten van de vorige lagen vloerbedekking van één enkele traptrede. Op klusavond 177 met nog 35,9 traptreden voor de boeg, gaf ik het op en besloot ik dat knalrode vloerbedekking minstens zo geraffineerd staat als een strak wit gelakte trap. Ik had bijna gelijk. (Ook) De dikke radiator is mij sinds dag één een doorn in het oog. Ik ben naarstig op zoek naar een wat eleganter exemplaar, tot nu toe zonder deugdelijk resultaat. Een bult planten camoufleert het logge monster (ietwat).
In de 8 meter lange hal zijn er deuren naar de voorkamer en de achterkamer, de kelder(kast) en het toilet. Op de lange muur van de hal ontstond in verschillende witte lijstjes onze ‘wall of precious memories’.
De bel naast het toilet hing in mijn ouderlijk huis op exact dezelfde plek. Het geluid tovert keer op keer een glimlach op mijn gezicht. Deze herinnert mij aan mijn moeder die niet langs de bel kon lopen zonder er een flinke zwieper aan te geven. Hier gebeurt precies hetzelfde.
Ik vind onze entree in de namiddag, vooral als de zon schijnt, op zijn mooist. Het zonlicht valt dan door de ramen in en rond de voordeur en het gele glas naar binnen en licht de hele hal goudkleurig op, een fijne binnenkomer.